Bovenleiding

 

Alle bovenleiding is zelf gebouwd, inclusief de masten. Alleen voor het schaduwstation zijn aangepaste Sommerfeldt masten nr. 108 gebruikt. Voor de tunnelbovenleiding is een spoorstaaf gebruikt.

 

Achtereenvolgens zijn op deze pagina de volgende onderwerpen omschreven:

 


Zelfbouw HTM bovenleidingmasten

  Klassieke HTM uithouders voor de bovenleiding  

Bovenleidingmasten met klassieke uithouders HTM, Foto: RaAr2010

 

Hier lijken al wel GFK (glasvezel kunststof) zijwaartsen gebruikt. In 1975 waren de stalen zijwaartsen dunner en hadden kleine isolatoren. (Zijwaartse is het horizontale buisje waaraan de rijdraad bevestigd is) Hetzelfde gold ook voor het staafje in de beugel waaraan de draagkabel hangt.

De tekening is gemaakt door het meten vanaf afbeeldingen. Profielmaten en bevestiging op de modelbaanondergrond zijn overgenomen van Paul Roos.

Zie Sleutelspoor, Haagse portalen in model

De hoeken tussen draagarmen en mast zijn afhankelijk van de spoorafstand. De meest voorkomende hoek van 45 graden wordt gebruikt bij een spoorafstand van rond de 4 m. Bij een kleine spoorafstand staan de armen meer omhoog gericht, bij een grote spoorafstand staan de armen meer zijwaarts gericht.

 

Links: Bovenleidingmast HTM, maten in schaal 1:87

 

Boven: Onderdelen voor de mast:

Messing buizen rond 3 en 4 mm, staaf rond 2 mm.

Voor de draagarmen en de uithouder is T-profiel 1 x 1 mm gebruikt, o.a. verkrijgbaar bij Modelshop Nederland. Deze profieltjes zijn gemakkelijk te buigen. Daarvoor is in de bankschroef wel een geleiding nodig. Ik heb daarvoor een steeksleutel van een gleufje voorzien. Alle boogjes hebben een straal van 5 mm en moeten gebogen worden in een hoek van 45 of 90 graden.

 

 

Voor al het soldeerwerk heb ik eenvoudige mallen geknipt uit verschillende diktes karton. Voor de 7 masten bleek dit voldoende. Alles werd gedaan op het bureau onder een loeplamp.

Voor het soldeerwerk is S39 vloeimiddel gebruikt om geen soldeer "bobbels" over te houden. Mijn 18W soldeerbout voldeed voor de dunne T-profielen. Voor soldeerwerk aan de 2 mm staaf gebruikte ik mijn 30W soldeerbout. Om de dikkere 3 en 4 mm buisjes te solderen is nog meer vermogen nodig dat ik niet had. Ik heb die buisjes niet gesoldeerd.

 

Voor de beugels waarover de draagkabels komen heb ik nietjes 21/4 verkleind naar 4 mm breedte en op de juiste hoogtemaat geknipt.

 

Loep-lamp-werk op het bureaublad.

Solderen vlakbij kunststof isolatoren laat het kunststof wegsmelten. Naderhand aanbrengen kan ook. De Sommerfeldt isolator 167 sneed ik in meerdere stukjes. Die stukjes zijn vervolgens gehalveerd. Daarna drukte ik die op het nietje en fixeerde deze met secondelijm. De kopjes van de Sommerfeldt isolator zijn op de zijwaartsen geschoven.

De masten zijn geschilderd met Humbrol nr. 28, camouflage grijs. De zijwaartsen blijven voorlopig blank. De Sommerfeldt isolatordeeltjes blijven bruin.

 

Doorgesneden stukjes Sommerfeldt isolator 167

 

De armen zijn op de mast vastgezet in een mastbeugel van Sommerfeldt: art.nr. 201 "Knotenblech". 

Deze mastbeugel geeft voldoende stabiliteit tegen buigen van de uithouder en de zijwaartse in verticale richting, maar de soldeerverbinding is erg gevoelig voor horizontale verdraaiing. Bij het afspannen van de bovenleidingdraden moet hier goed rekening mee worden gehouden. Als de bovenleiding eenmaal afgespannen hangt blijft alles wel vast zitten.

Voor de steundraden bovenin de mast is 0,5 mm staaldraad gebruikt, de uithouder is met 0,2 mm gitaarsnaar (RotoSound NP010) aan de draagarm vastgezet.

De zijwaartsen zijn gemaakt uit 0,5 mm staaldraad en aan de mast vastgezet in een aangepaste mastbeugel. Aan de uithouder is daarvoor een stukje N-spoor raillas gebruikt.

 

Het mastgedeelte uit 4 mm buis is in de modelbaan met moeren vastgezet. De 2 mm staaf is in het 3 mm buisje gelijmd met Loctite 648 en steunt in de 4 mm buis op een klein stukje 2 mm staaf onderin. Dat voldoet prima. De 2 mm staaf, met al het andere eraan, blijft op die wijze uitneembaar tot het trekken van de bovenleidingdraad. Pas dan wordt ook dat gedeelte vast gelijmd.


Spandraden voor tramophanging

Aangebrachte spandraden in de boog naar het schaduwstation en op de foto rechts in de keerlus.

Trambovenleiding is van oorsprong een enkele draad die aan spandraden hangt. Deze spandraden zijn bevestigd aan muren of aan vrij staande masten. Men noemt dit bovenleidingsysteem tramophanging. Vanaf de jaren 50 is bij de HTM ook  kettingophanging toegepast. De rijdraad hangt dan middels hangdraden aan een draagkabel. De boven beschreven klassieke HTM bovenleidingmast is bedoeld voor de kettingophanging. Kettingophanging wordt vooral toegepast bij een vrij liggende trambaan. Op mijn modeltrambaan komt kettingophanging op het aan de voorzijde van de tafel liggende tracé. Bij kettingophanging kan ook met hogere snelheden gereden worden dan bij tramophanging. Ik ken de snelheidsbeperking bij tramophanging niet. Als iemand die mij kan meedelen hoor ik dat graag!

 

In de eindlus en in de boog naar het schaduwstation wordt tramophanging aangebracht. Overal wordt later de rijdraad afgespannen middels veertjes. Ik heb voor de tramophanging ook de driedelige mast gebruikt, maar zonder draagarmen. In de meeste gevallen kon de mast daardoor ook korter zijn. 

 

De spandraad is gemaakt uit 0,2 mm gitaarsnaar (RotoSound NP010). In de mast uit 2 mm messingbuis is een gaatje geboord waarin de spandraad is vastgesoldeerd. Voor dikkere mastdelen (uit twee in elkaar geschoven buisjes) zijn beugeltjes gemaakt.

 

De rijdraad komt aan zijwaartsen (uit 0,5 mm staaldraad) te hangen die aan de spandraad gesoldeerd zijn. Door stukjes Sommerfeldt isolator 167 zijn isolatoren nagebootst. daarmee zijn ook de grove soldeerpunten wat gecamoufleerd. 

 

Blokjes, 69 mm hoog, als soldeerhulp.

 

Voor het aanbrengen van de spandraden, de zijwaartsen en later ook de rijdraden zijn blokjes gemaakt. Op de blokjes is de plek van de rijdraad aangegeven. Zo is elk onderdeel, na met tape te zijn vastgezet, makkelijk te solderen.

 


Afspaninrichting

Voor het strak houden van de rijdraad is in de werkelijkheid een afspaninrichting noodzakelijk. Anders zouden rijdraden door hun gewicht te veel doorzakken. Bij het trambedrijf kan dat een wielafspanning zijn zoals bij treinbovenleiding, maar ook een veerafspanning. De veer bevindt zich dan in een trommel aan de mast. Ook een spiraalveer in een koker kwam voor. Ik koos op de modeltrambaan voor een (functieloze) nabootsing van de mooie wielafspanning.

 

 

Het voorbeeld van de HTM en twee plaatjes van het model,
hier nog zonder rijdraad. 

 

 

Gebruikte materialen voor het model: Sommerfeldt 194 (ÖBB) en gewicht van Swiss Model Rail. Het Sommerfeldt model is ontdaan van alle niet gelijkende onderdelen en de geleidestang van het gewicht is ingekort.

 

 

De rijdraad werd met een hulpdraad om de mast geleid. Het wiel is daardoor niet belast met de afspanning. Beide einden van de hulpdraad zijn samen met de rijdraad door een stukje buis geleid. De rijdraad is meteen spiraalveer op de tafel afgespannen, de huldraad met een stuk garen op de tafelrand. Na het solderen zijn de einden van huldraden en rijdraad afgeknipt. Voor het koppelen van twee of meer draden op spanning is dit een mooie oplossing en lijkt op een werkelijke koppeling.


Zelfbouw bovenleidingdraad

Alle bovenleidingdraad is eigenbouw. Daarvoor is het materiaal fosforbronsdraad gebruikt. Rijdraad van 0,3 mm, hangdraden en draagkabel van 0,2 mm. De rijdraad is bevestigd aan de boven genoemde zijwaartsen uit 0,5 mm staaldraad. De draden worden nog zwart/groen gelakt.

 

Op deze pagina slechts enkele foto's. De door mij gevolgde bouwmethode omschrijf ik op de pagina Handleiding zelfbouw bovenleidingdraad.  

 

 

Op bovenstaande afbeeldingen is de plek te zien waar het bovenleidingsysteem kettingophanging overgaat in het enkelvoudige systeem tramophanging.

 

 

Bovenleidingsysteem kettingophanging aan klassieke HTM bovenleidingmasten. De mastafstand is hier 39 cm. 

 

 

 

 

Fosforbronsdraad van Weichen-Walter

 

0,2 mm voor de draagkabels en de hangdraden,

0,3 mm voor de  rijdraden.

 

De draad wordt zwart/groen gelakt en is daarna nauwelijks zichtbaar.

 


Bovenleidingportalen schaduwstation

Het schaduwstation heeft een afneembaar dak. Dat dak wordt later gecamoufleerd met landschap. De hoogte van het dak dient zo laag mogelijk te zijn. Ik laat de 6 mm dikke dakplaat aansluiten op het niveau van de perrons in de keerlus. De onderzijde van de dakplaat ligt daarmee 69 mm boven de spoorstaaf. Dat beperkt de ruimte voor bovenleidingportalen in het schaduwstation.  

Rechts de originele Sommerfeldt mast nr. 108.

In het midden met weggenomen masttop en diagonalen.

Links de verlaagde mast met messing U profiel.

 

In het schaduwstation was geen ruimte voor een normaal portaal tussen twee masten. Ik had nog Sommerfeldt trambovenleiding, masten nr. 108, maar die waren te hoog. Ik heb masttoppen en diagonalen weggeslepen. Met een messing U profiel 3,5 mm over de mastarmen blijft er voldoende stabiliteit. Ik heb geen mogelijkheid voor hardsolderen of puntlassen en heb daarom tweecomponenten metaallijm gebruikt.

Met stukjes 1,5 mm U profiel is er ruimte voor de iets hogere mast en komen onderzijde van mastarm en balk op gelijke hoogte.

De tweecomponentenlijm dient geruime tijd uit te harden.

 

Elk portaal staat tenminste op masten. De lengte van de messing balk is aangepast aan de daarboven te plaatsen dakconstructie.

De op de foto ook zichtbare vrijstaande masten dienen voor beveiliging tegen schade door het dak. De mastvoeten zijn ook nog eens zodanig in de bodemplaat verzonken zodat de bovenzijde van het portaal 68 mm boven spoorstaaf is. Ruimte tussen spoorstaaf en bovenleidingdraad wordt daarmee 61 mm.


Tunnelbovenleiding

Op mijn vorige modelbaan was er veel ruimte tussen de verdekte sporen en de plaat er boven. Ik gebruikte Mader tunnelbovenleiding, eenvoudige mastjes met een spoorstaaf, zie mijn RhB Blog. Op de modeltrambaan was daarvoor niet genoeg ruimte. Ik monteerde tijdens de bouw van de modeltrambaan de spoorstaaf rechtstreeks tegen de plaat er boven.

 

De spoorstaaf ligt plat tegen het hout en is met schroeven vastgezet. Ook zijn afspanpunten gemaakt (aan het eind van de streepjeslijnen) waaraan later de "van buiten komende" rijdraden met een veer worden afgespannen. 

Niveauverschil tussen de platen is 8,8 cm.

Ruimte tussen rails en spoorstaaf tegen het plafond is 58 mm.

Aan het plafond zijn twee afspanpunten zichtbaar.